Steun jij de doelstellingen van de Werk- en Steungroep Kleuteronderwijs? Bekijk hier onze doelstellingen en word lid!

WSK-nieuws

Het hele kind en ontwikkelingsvoorsprong


Het hele kind en ontwikkelingsvoorsprong –
boekbespreking door Ewald Vervaet

Esther Grit-Tegelaar werkt als pedagogisch hulpverlener in de jeugdzorg. Omdat ze bij haar eerste kind merkte dat het hoogbegaafd was, is ze zich op het onderwerp hoogbegaafdheid binnen de kinderopvang gaan specialiseren. Sedert 2018 heeft ze in Kampen een praktijk, Kiene Kids geheten. Daarbinnen organiseert ze oudercontact en peutergroepen.

Ze kreeg nog twee kinderen en ook die bleken hoogbegaafd te zijn.

Wanner is je kind hoogbegaafd? Als het op een aantal ontwikkelingsgebieden duidelijk vóór ligt op de gemiddelde ontwikkeling. Al met twee jaar vroeg haar dochter bij de letter S: ‘Mama, wat is dit?’ – zij: ‘De letter S, van schoen’. Even later kwam weer zo’n vraag. Toen rinkelde er in haar hoofd een belletje: ‘Waarom heeft ze zo’n haast?’.

Al vanaf de geboorte van haar dochter bleek ze ‘wakker en vlot’ te zijn. Ze doorliep in lichamelijk opzicht alle ontwikkelingsstappen heel snel. Met 7 maanden kroop ze; met 8 maanden stond ze op haar voeten; met 10 maanden liep ze helemaal los. Dat laatste is inderdaad betrekkelijk vroeg: gemiddeld loopt een kind los met 15 maanden, maar kruipen met 7 maanden is maar een maandje eerder dan het gemiddelde.

Met anderhalf jaar zei haar eerste dochter al volzinnen en rond haar tweede verjaardag leerde ze zich al letters aan. Dat is inderdaad allebei erg vroeg. Ik mis concrete voorbeelden, maar weet wel dat kinderen gemiddeld vanaf 26 maanden grammaticaal correcte zinnen maken als ‘Toen wilde ik de grote bal pakken’.

Esther Grit spreekt van ontwikkelingsvoorsprong als het op één of meer gebieden van de ontwikkeling voorloopt. Die gedachte werkt ze uit voor vier periodes: van borelingtijd tot en met kleutertijd. Telkens geeft ze veel voorbeelden die in duidelijke kaders staan, wat het boek prettig doet lezen.

Hoogbegaafd zijn of een ontwikkelingsvoorsprong hebben hoeft geen onverdeeld genoegen te zijn. In het hoofdstuk over kleuters met een voorsprong schetst Mijn kind heeft haast duidelijk wat mij hét probleem lijkt te zijn. Bij Sam van 3,5 jaar begint het al in de peuterspeelzaal. Hij begint met het tekenen van het hoofd van een poppetje. Dan ziet hij dat een ander kind, Arnold, een vel vol heeft gekrabbeld en gestreept. Dat brengt Sam aan het twijfelen want juf komt langs en prijst Arnold uitvoerig om zijn prachtige kleuren en vraagt Sam wat hij gaat maken. Sam denkt even na en neemt het besluit om toch maar geen poppetje te tekenen. Op Arnolds manier gaat hij ook uitbundig kleuren. Hij voelt zich opgelucht want juf vond wat Arnold had gedaan mooi en nu kan hij denken dat hij ook goed bezig is.

Bespreking

Het is zeker een feit dat kinderen op een of meer ontwikkelingsgebieden voorlopen, maar daar staat volgens mij ook altijd tegenover dat een kind op een of meer gebieden achter loopt. Dat achterlopen kan op heel andere gebieden liggen: motorisch vóór, maar emotioneel achter; sociaal vóór, maar cognitief achter; enzovoort. Dat stelt Grit ook. Ik had er meer over willen lezen in haar boek.

Nieuw voor mij is de term: ‘ontwikkelingsgelijken’. Dit zijn kinderen die op een of meer gebieden hetzelfde ontwikkelingsniveau hebben, terwijl ze wat kalenderleeftijd betreft (sterk) van elkaar kunnen verschillen. Ik was al langer op zoek naar een Nederlandse term voor het Engelse ‘peer’ en ga Grits voorbeeld navolgen: ‘ontwikkelingsgelijken’, wat mij betreft een goede keuze!

Van haar eerste kind vermeldt het boek niet in welk jaar het is geboren, maar als het in 2024 al ouder dan 7-8 jaar is, had ik graag wat meer gelezen over haar leesontwikkeling. Immers, een tweejarige kan ook geïnteresseerd zijn in de letter S omdat het daar een slang in ziet. En in het algemeen vragen tweejarigen bij iets dat ze niet kennen, geregeld ‘Wat is dit?’.

Het voorbeeld van Sam van 3,5 vind ik problematisch. Wat het boek over hem schrijft, kán erop duiden dat hij hoogbegaafd is maar daar op school niets van laat zien vanwege jufs reactie op Arnold. Echter, ik kan nu niet goed beoordelen of Sam echt dacht wat het boek schrijft wat hij dacht. Immers, als iemand op lichte gronden uitgaat van hoogbegaafdheid, kan men al gauw aan allerlei factoren toeschrijven dat die hoogbegaafdheid er niet uit komt en dat het kind ‘onderpresteert’. Naar mijn ervaring leven drie- tot zesjarigen in afnemende mate erg in hun eigen wereldje en trekken ze zich weinig aan van wat andere kinderen doen. Het zou kunnen dat Sam een koppoter wilde tekenen. Dan zou hij daarmee een vroege zijn, want gemiddeld doen kinderen dat tussen 3 jaar en 9 maanden en 4,5 jaar (de fase van de oudere peuter). Maar misschien zit hij net als Arnold nog in de fase van onsamenhangende zelfportretten (gemiddeld tussen 3 jaar en 3 jaar en 9 maanden, de fase van de jonge peuter).

Sam is volgens het boek op school een vrolijk, meegaand kind, maar thuis is hij sjagrijnig en is hij negatief over school. Dat kán komen doordat hij op school zijn hoogbegaafdheid niet kan/durft laten zien, maar misschien hebben zijn ouders te hoge verwachtingen van hem en doet hij uit loyaliteit met hen negatief over de school.

Mijn hoofdpunt is dat Grit heel terecht geregeld schrijft dat we het kind in zijn ontwikkeling dienen te volgen: ‘Bied je kind uitdagingen die aansluiten bij zijn of haar ontwikkelingsniveau’, ‘Het is essentieel dat het kind de ruimte krijgt om zijn eigen ontwikkelingspad te volgen’ en ‘Werk samen met de school om een op maat gemaakt plan te ontwikkelen voor je kind’. Klopt, maar in Nederland wordt de psychologische ontwikkeling van het kind ontkend of genegeerd: de universiteiten doen er weinig of niets mee omdat die druk bezig zijn met vragenlijsten en statistiek; ook aan de meeste pabo’s is die ontwikkeling een ondergeschoven kindje.

Als we echter uitgaan van de psychologische ontwikkeling van het kind zoals die door Piaget is gevonden en door mijzelf onder meer voor schoolvakken als lezen, schrijven en rekenen is uitgewerkt, dan kunnen we elk kind op elk ontwikkelingsdomein geven wat het nodig heeft. Als Harm van 5,5 jaar op het teldomein nog een oudere peuter blijkt te zijn (doordat hij 7 voorwerpen bijvoorbeeld telt als ‘1, 2, 5, 6, 7, 4, 2, 5, 6, 7’), dan doen we geen telspelletjes met hem; als hij op het schrijfdomein een kleuter is (gemiddeld 4,5 – 6,5 jaar) en gespiegelde letters schrijft, laten we hem daar rustig mee doorgaan zonder hem te verbeteren; als hij op het leesdomein leesrijp blijkt te zijn (dus feitelijk een jong schoolkind; gemiddeld 6,5 – 8,5 jaar), dan kan hij met leesles beginnen.

Ik zou het bij die vaststellingen over Harm laten en bij zijn vroege geletterdheid niet stellen dat hij in dat opzicht hoogbegaafd is, haast heeft of een ontwikkelingsvoorsprong heeft. Hij is een late teller, een gewone schrijver en een vroege lezer. En dat is alles. En als hij in alle drie de gevallen krijgt wat hij aan kan, dan zal hij zich niet vervelen, zal hij niet onderpresteren en hoeft hij – omgekeerd – ook niet op zijn teentjes te lopen wanneer hij moet tellen en zonder gespiegelde letters moet schrijven.

Esther Grits boek Mijn kind heeft haast lijkt me een uitstekend boek voor ouders die met hun handen in het haar zitten omdat hun kind een aantal merkwaardige vroege rijpheden heeft. In hoofdstuk 8, ‘En dan verder nog…’, geeft het heel goede tips: verdere literatuur, de aanbeveling om toch vooral naar het hele kind te blijven kijken en niet alleen naar de voorsprongen.

Een uitvoerige bespreking is bij wij-leren.nl verschenen. Klik hier (wij-leren.nl) of hier (OL).

Esther Grit-Tegelaar, Mijn kind heeft haast, Schiedam, Scriptum, 2024; € 19,50; ISBN 978-94-6319-310-8

Related posts
WSK-nieuws

Reactie WSK op de antwoorden van de regering van 24 april

WSK-nieuws

Tempolezen of redzaamheidslezen? De leesaanpak in Nederland onder de loep

WSK-nieuws

Zembla-uitzending over dyslexie (18 mei)

OVOWSK-nieuws

Voortgang in het OVO-project

Klik HIER en word (steun-)lid van de WSK en
blijf op de hoogte via onze nieuwsbrief.