
Op 18 mei had Zembla een programma over dyslexie. Wij en de OVO-werkgroep meenden dat we hierop moesten reageren. Dat hebben we in bijgaande brief gedaan.
In die brief roepen we de redactie op om óf een nieuw programma over dyslexie te maken, dat gebaseerd is op de psychologische leesontwikkeling van het kind óf een programma te maken over het project ‘Ontwikkelingvolgend en Voorwaardenscheppend Onderwijs’.
We hopen dat je je gesteund voelt door onze brief.
27 mei 2025
Geachte mevrouw Esther Reijnen, meneer Rob Meekes, mevrouw Charlotte Werkman en mevrouw Odette Joosten,
De Werk- en Steungroep Kleuteronderwijs (WSK; meer dan 5.500 leden) bepleit kleuteronderwijs óp het ontwikkelingsniveau van de kleuter en niet op dat van het jonge schoolkind.
Vanuit die invalshoek hebben we met veel interesse naar de uitzending over dyslexie van 18 mei gekeken. We zijn heel blij met het feit dat u aandacht aan dat onderwerp heeft besteed.
Bijna al onze leden zijn kleuterleerkracht of oud-kleuterleerkracht. Vanuit hun werkervaring en deskundigheid kijken ze anders aan tegen het onderwerp dyslexie dan degenen die nu aan het woord waren. In de bijlage lichten we dit in zes punten toe.
Uw uitzending liet goed zien dat er automatisch vanuit wordt gegaan dat externe begeleiders zorgen voor werkdrukverlaging binnen het primair onderwijs. Wij betreuren dat automatisme.
Verder kwamen naar onze indruk heel weinig leerkrachten zelf aan het woord. Daardoor is het vermogen van de leerkracht niet goed uit de verf gekomen, terwijl dat er wel degelijk is. De letter ‘P’ klassikaal aanbieden is echt niet meer van deze tijd.
Wij verzoeken u om een uitzending in overweging te nemen, waarin de nadruk ligt op de manier waarop het leesproces verloopt. Wij denken dat dan zichtbaar wordt waaraan het binnen het onderwijssysteem schort.
Een andere mogelijkheid is dat u binnenkort aandacht besteedt aan de zienswijze van de WSK. Het project ‘Ontwikkelingvolgend en Voorwaardenscheppend Onderwijs’ (OVO) is waarschijnlijk een goede invalshoek. Zie bijvoorbeeld:
- Ons artikel ‘Alternatief onderwijs op wetenschappelijke grondslag’bij wij-leren.nl,
- Het artikel ‘Nieuwe visie op kleuteronderwijs’in het onderwijsblad Didactief en
- het eerste voortgangsbericht over OVO.
Daarnaast wijzen we op twee artikelen van twee leden van onze OVO-werkgroep:
- ‘De leescrisis is geen toeval, maar het gevolg van 45 jaar wanbeleid’ (hier(De Limburger) of hier) en
- ‘De leescrisis is geen toeval, maar de uitkomst van 45 jaar onderwijsbeleid’ (hier(Friesch Dagblad) of hier).
Mocht u overleg over ons voorstel willen, dan zijn we daar uiteraard bereid toe.
Met vriendelijke groeten,
Kerngroep WSK en OVO-werkgroep van de WSK
Bijlage
Inleiding
Hieronder verstaan we onder een kleuter een kind dat op het geletterdheidsdomein als kleuter functioneert. Dat wil zeggen, het kan niet hakken-en-plakken. Als het de letters K, A en M kent, leest het het woord KAM als ‘K, a, m’, zonder met die klanken het woord ‘kam’ te vormen.
Onder een jong schoolkind verstaan we een kind dat op het geletterdheidsdomein als jong schoolkind functioneert. Dat wil zeggen, als het de letters K, A en M kent, leest het het woord KAM als ‘K, a, m; kam’ (hakken-en-plakken) of als ‘Kam’ (onmiddellijk lezen).
- In de uitzending wordt enkele keren letteraanbod aan kleuters bepleit.
Volgens de WSK is dat weliswaar mogelijk, maar weinig gewenst en nauwelijks effectief: een kleuter kan niet hakken-en-plakken en heeft aan die letters niet echt wat. Dat blijkt ook wel: kleuters die aan het eind van groep 2 18 letters kennen, zijn er na de zomervakantie, zo’n 6 weken later, vele van vergeten, de zogeheten ‘zomerdip’.
- In de uitzending wordt enkele keren op de noodzaak van herhalen gewezen.
Volgens de WSK is leesonderwijs aan kleuters een tijdrovende zaak die per definitie om veel herhaling vraagt: ze kunnen niet hakken-en-plakken en moeten zich allerlei woorden telkens weer opnieuw inprenten, zonder ze echt te kunnen lezen.
Leesonderwijs aan jonge schoolkinderen is tijdbesparend omdat een leesrijp kind zich in 40 klokuren alle letters eigen maakt én zinnetjes van 8-10 woorden vlot en met begrip kan lezen. Herhaling is bij hen niet nodig, wel veel oefenen.
Volgens de WSK duidt de noodzaak van herhalen op slecht onderwijs, omdat zo’n onderwijs leesles geeft aan kinderen die daar nog niet aan toe zijn. Goed onderwijs is onderwijs óp het ontwikkelingsniveau van het kind.
- Volgens Bosman bestaat rijping niet en is extra instructie geboden.
Volgens de WSK bestaat rijping ook niet, maar rijpheid (in de zin van ‘eraan toe zijn’) wel: een jong schoolkind kan hakken-en-plakken en is leesrijp, maar een kleuter kan dat niet en is niet leesrijp.
Een kleuter is echter wel rijp voor oefeningen met klanken en vormen. Dit is optimaal, voorwaardenscheppend onderwijs. Immers, een letter heeft een vorm (‘k’) en staat voor een klank (/k/ zoals twee keer in het woord ‘koek’). Een kleuter heeft dus niet extra instructie nodig maar ander onderwijs, namelijk voorwaardenscheppend leesonderwijs.
- In de uitzending wordt 72 minuten leesonderwijs per dag bepleit en 60 minuten extra voor risico-kinderen.
Volgens de WSK kan een leesrijp kind in 40 klokuren zich alle letters eigen maken én zinnetjes van 8-10 woorden vlot en met begrip lezen. Een kleuter is niet aan lezen toe en is dus geen risico-kind dat extra leesinstructie nodig heeft, maar een normaal kind dat voorwaardenscheppend leesonderwijs nodig heeft.
- In de uitzending wordt over effectief en wetenschappelijk onderbouwd leesonderwijs gesproken.
Volgens de WSK doelen diegenen op statistisch trainingsonderzoek en is dat onvoldoende onderbouwd. De afgelopen decennia is in toenemende mate dat soort leesonderwijs gegeven, met alle gevolgen van dien: de leesvaardigheid is van 93% in 1984 gedaald naar 65% in 2022 – terug op het niveau van 1918!
Ook wordt over ‘hoe een goede leesles eruit hoort te zien’ gesproken. Volgens de WSK is dat niet eerder en meer leesonderwijs voor kinderen die niet leesrijp zijn, maar voorwaardenscheppend leesonderwijs voor kleuters en technisch leesonderwijs voor jonge schoolkinderen. Dit is gebaseerd op psychologisch onderzoek in plaats van statistische trainingsonderzoek.
- In de uitzending is de hoofdboodschap dat eerder en meer leesonderwijs dyslexie zal terugdringen.
Volgens de WSK laten de feiten zien dat er 40-50 jaar terug veel minder dyslexie was dan de afgelopen 10-15 jaar. Een feit is ook dat de stijging van het aantal dyslecten is begonnen rond de tijd dat de beweging voor eerder en meer leesonderwijs aan niet-leesrijpe kinderen voet aan de grond begon te krijgen. De WSK heeft daarom het sterke vermoeden dat te vroeg leesonderwijs het ontstaan van dyslexie bevordert. Om erfelijke, neurologische redenen is die kans op dyslexie bij het ene kind groter dan bij het andere kind. De vergelijking dringt zich op met het ontstaan van O- of X-benen bij kinderen die kruipen en nog niet aan lopen toe zijn terwijl men ze toch laat ‘stappen’ in plaats van ze te laten kruipen. In dit opzicht verhoudt kruipen zich tot zelfstandig lopen als voorwaardenscheppend leesonderwijs met klank- en vormoefeningen tot technisch leesonderwijs.
KLIK HIER voor de brief in pdf-formaat