Vrij spelen belangrijk voor kinderen
Kinderen in groep 1 en 2 van de basisschool zouden meer gelegenheid moeten krijgen om zonder onderbreking te spelen, en zonder dat volwassenen daar een doel bij stellen. Deze conclusie trekt Louise Berkhout uit haar onderzoek waar ze op 4 juli op promoveert aan de Rijksuniversiteit Groningen. Zij onderzocht de relaties tussen spel en de psychosociale gezondheid bij jonge kinderen (vier t/m zes jaar). “Mijn advies is om kinderen minstens een paar uur per dag vrij te laten spelen. Taal en rekenen zijn al speerpunten in het onderwijs in groep 1 en 2 geworden, en ik constateer een afnemende kennis over het belang van spelen. Fantasiespel is het oefenen met sociale vaardigheden, en is positief voor het verwerken van life-events”, aldus Berkhout.
Berkhout interviewde 52 leerkrachten van 20 scholen over spel en psychosociale ontwikkeling. Karakteristieke kenmerken van spel zijn: het is plezierig en vreugdevol, kent geen doelen, is spontaan, wordt bepaald door de deelnemers, is niet letterlijk (kan doen-alsof elementen bevatten), heeft een eigen realiteit, is vrij van regels van buitenaf, en roept actieve betrokkenheid op. Voor de psychosociale ontwikkeling achten de leerkrachten van belang dat het kind leert een ‘zelf’ te zijn tussen anderen, communicatieve vaardigheden en sociale cognitie ontwikkelt, en leert door ervaring. De leerkrachten zien spel en de bijdrage ervan aan de psychosociale ontwikkeling van jonge kinderen als een integraal proces.
Spelen in de klas
Berkhout analyseerde het vrije spel van 877 kinderen in de leeftijd van 4-6 jaar, afkomstig uit 47 klassen van 20 scholen. Zij stelde vast dat in kleine groepen met minder dan 16 kinderen meer bewegelijk (motorisch) en fantasiespel werd gespeeld, dan in groepen met meer dan 21 kinderen. Hier deden de kinderen meer kortdurende kunst-en-tafelspelletjes. De klassen waren heterogeen, met kinderen in de leeftijd van 4-6 jaar bij elkaar, wat volgens Berkhout kan bijdragen aan de variatie in het spel. Zij benaderde 87 scholen voor haar onderzoek, waarvan slechts 20 meededen. “De deelnemende scholen hebben oog voor het belang van spelen. Het is belangrijk om op andere scholen, die minder aandacht geven aan spelen, te onderzoeken hoe emotionele, sociale en cognitieve competenties op een natuurlijke manier geoefend worden”, stelt Berkhout.
Thuis spelen
De relatie tussen spelactiviteiten thuis en de psychosociale gezondheid van 4-jarigen onderzocht Berkhout met behulp van vragenlijsten onder ouders. Uit de gegevens bleek dat jongens meer betrokken zijn bij bewegelijk en constructiespel, en meisjes meer bij fantasiespel en creatieve activiteiten. Bij 95% van de meisjes en 97% van de jongens werden geen psychosociale problemen gemeld. Meisjes met een (sub)klinische score bij aandachtsproblemen speelden minder vaak samen met leeftijdsgenoten en de kwaliteit van het spel was lager dan bij meisjes met normale scores. Een onverwacht resultaat was dat jongens met een (sub)klinische score op het totaal van problemen, vaker samen speelden met anderen dan jongens met een normale score. Berkhout verklaart dit doordat bewegelijk spel en constructiespel minder verbale interactie vragen dan bijvoorbeeld verbeeldend spel.
Ruimte
Dat jongens vaker bewegelijk spel kiezen dan meisjes, roept volgens Berkhout een belangrijke vraag op. “Als jongens voorkeur hebben voor bewegelijk spel, wordt daar op school en thuis voldoende aan tegemoet gekomen? Motorisch spel vereist ruimte, zowel binnen als buiten, en enige tolerantie van volwassenen met betrekking tot beweging en lawaai. In de huidige discussie over het gedrag van jongens wordt vaak gesteld dat zij zich moeten aanpassen aan vrouwelijk normen, zoals een voorkeur voor verbale interactie”, aldus Berkhout. In Nederland is een campagne gestart om het tekort aan leerkrachten op de basisschool aan de orde te stellen. Ook mannen worden geworven. “De overwegingen van mannen om op een basisschool te gaan werken, zijn het bevorderen van motorisch spel voor jongens en het aanbieden van een mannelijk rolmodel. Op basis van de verschillen in spelgedrag tussen jongens en meisjes is dit een wenselijke ontwikkeling”, stelt Berkhout.
CV
Louise Berkhout (Amsterdam, 1952) studeerde orthopedagogiek aan de Universiteit van Amsterdam. Zij voerde haar onderzoek uit bij de afdeling Spraak-taalpathologie, KNO, van het Universitair Medisch Centrum Groningen (UMCG) in het kader van onderzoek naar de verschoolsing van het kinderleven. Het onderzoek werd gefinancierd door de Raad voor Hoger Beroeps Onderwijs en een beurs van de Iona Stichting in Amsterdam. Berkhout werkt bij de Hogeschool Leiden als docent psychologie en psychopathologie binnen het cluster Zorg. De titel van het proefschrift luidt “Play and psychosocial health of boys and girls aged four to six.”
Bron: UMCG