Herstellen van een goede opleiding voor het onderwijs aan kleuters (3)

‘Nanda en Elly van de kerngroep waren in de Tweede Kamer voor een gesprek met een kamerlid van de VVD Simone Richardson. Een ander lid van de VVD, Pim van Dort heeft een motie ingediend bij de partij – die is aangenomen – voor het herstellen van een goede opleiding voor het onderwijs aan kleuters.  Voor het gesprek had de kerngroep een praatpapier opgesteld om ons verhaal te ondersteunen. Er werd door Simone goed geluisterd, we zijn benieuwd naar het volgende gesprek met de minister. Wordt vervolgd. Reacties van de leden zijn welkom.’

 

Kernpunten van de WSK ter bestrijding van de onderwijscrisis
De gemeenschappelijke noemer van deze punten is:
Laten we de oorzaken aanpakken! Dan verdwijnen de symptomen vanzelf.
1. De pabo’s dienen theoretisch en praktisch op te leiden vanuit de psychologische, motorische en neurologische ontwikkeling van het kind ‘…  oudere peuter à kleuter à jong schoolkind à …’. Dit dient te worden vastgelegd in de nieuwe wet op de pabo’s die nu nog in voorbereiding is.
2. De onderwijsinspectie dient na te gaan of scholen kinderen daadwerkelijk in hun psychologische, motorische en neurologische ontwikkeling volgen. Er wordt niet langer vanuit inferentieel-statistische normen met kinderen gewerkt, maar opnieuw vanuit normen in de ontwikkelingslijn ‘… à oudere peuter à kleuter à jong schoolkind à …’; zie ook punt 6.
Ook pleiten wij voor een meer begeleidende dan controlerende rol, om zo scholen in hun uitvoering te ondersteunen.
3. De voorbereiding op en de lessen in basisvaardigheden dienen gegeven te worden op het individuele niveau van leerlingen. Dat betekent in een groepsoverstijgende doorgaande lijn gedurende de gehele periode van de basisschool.
4. Het dagelijkse, tijdrovende invullen van allerlei administratie die niets of weinig toevoegt aan de kwaliteit van het onderwijs, dient te verdwijnen. Een goed LVS zou voldoende moeten zijn.
5. Directies en leerkrachten dienen zelf weer de verantwoording voor de kwaliteit van hun onderwijs te dragen, omdat zij de experts zijn die de kennis in huis hebben (toch zeker als punt 1 werkelijkheid zal zijn; tot dan staat de WSK het onderwijsveld in raad en daad bij) en niet de schoolbesturen, die niet inhoudelijk, maar vooral economisch gericht zijn.
6. De WSK stelt de regering voor om in de geest van de punten 1-5 gedurende acht jaar aan een redelijk aantal basisscholen een proefproject te houden in verband met ontwikkelingvolgend onderwijs in de groepen 1-4. Met ‘aantoonbaar toe zijn aan’ in de zin van ‘op dat domein een jong schoolkind zijn’ houdt dit in:
* pas als een kind aantoonbaar toe is aan lezen, krijgt het leesles;
* pas als een kind aantoonbaar toe is aan rekenen, krijgt het rekenles;
* pas als een kind aantoonbaar toe is aan schrijven, krijgt het schrijfles.
Een kind dat aan de betreffende stof niet toe is (lees: ‘dat op dat domein een kleuter is’), krijgt voorwaardenscheppend onderwijs:
* een kind dat op het leesdomein een kleuter is, speelt met klanken en vormen;
* een kind dat op het rekendomein een kleuter is, doet tel- en rangschikspelletjes
* een kind dat op het schrijfdomein een kleuter is, doet fijnmotorische activiteiten, tekent en kleurt.
7. De punten 1-6 staan of vallen met de wijze waarop men in wetenschappelijk opzicht naar het kind wenst te kijken. De aanhangers van de hoofdstroom in de ontwikkelingspsychologie en onderwijskunde menen dat hun vakken exacte wetenschappen zijn. Daarom werken ze met getalsmatige gegevens, waarop ze inferentieel-statistische berekeningen uitvoeren. Statistisch significante uitkomsten houden ze voor onderwijskundige feiten en noemen ze ‘op evidentie gebaseerd’. Daarbij negeren ze de neurologische, psychologische en motorische ontwikkeling van het kind en daar worden ze door hun berekeningen helaas niet in verbeterd. Want die laten niets van enige persoonlijke ontwikkeling in de zin van de punten 1 en 2 zien. Doorgaans komen er voor afzonderlijke kinderen slechts afwijkingen van gemiddeldes uit.
Nodig is volgens ons een grondige gedachtewisseling over de getalsmatig, inferentieel-statistische benadering van het kind en zijn onderwijs versus de ontwikkelingsbenadering van het kind en zijn onderwijs (zie de punten 1-7). De regering kan een gedachtewisseling tussen deze benaderingen organiseren. Daarin treden ze op als bewaker van de spelregels maar niet als medespeler en ook niet als beoordelaar.
Al dan niet naar aanleiding van een door OCW georganiseerde gedachtewisseling kan de regering aan de KNAW, waarvan minister Dijkgraaf in de periode 2008-2012 president is geweest, verzoeken een gedachtewisseling te organiseren dan wel zelf onderzoek in te stellen naar de twee benaderingen. In dat onderzoek dient volgens ons de afdeling Natuurkunde de hoofdrol te spelen, omdat de benadering met getalsmatige gegevens en inferentieel-statistische berekeningen werkt, zich ter onderbouwing van haar werkwijze op de natuurwetenschappen beroept, wat volgens ons volkomen ten onrechte is.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *