Dat ze voor een kleuterklas wilde, wist Anja Visser al op jonge leeftijd. Dit jaar zit zij al 32 jaar in het vak. De eerste jaren werkte zij in Amsterdam, maar nu alweer dertien jaar in Abcoude, waar zij ook woont. Daarnaast is zij volop actief voor de Steun- en Werkgroep Kleuteronderwijs die twee jaar geleden in het leven geroepen is. Vorige kandidaat Jelske Hoogervorst, van het Jazzhuis in Abcoude, wil van haar weten wat er nog beter of anders kan het kleuteronderwijs.
Anja Visser: ‘Mijn passie ligt in het kleuteronderwijs. Daar kan ik mijn creativiteit in kwijt. Ik merk aan ouders en kinderen dat zij veel waardering hebben voor wat je doet. Als een kind op vierjarige leeftijd binnenkomt, is dat heel spannend voor het kind, maar ook voor de ouders. Het is heel belangrijk dat je een band opbouwt zodat het kind zich veilig voelt. Dat is een voorwaarde voor een kind om tot leren te komen. Het is een van de basisbehoeften.’
Wat doet het met u om voor de klas te staan?
‘Ik word er heel blij van om met kinderen te werken. Kinderen zijn open en zeggen het meteen als ze blij van je worden en als je laat merken dat je ze ziet. Ik denk dat dat ook heel belangrijk is: goed kijken naar kinderen en ze zien zoals ze zijn.’
Maar het is vast niet alleen maar leuk?
‘Waar ik moeite mee heb is dat leerkrachten van alles moeten: van inspectie, van directies en van het bestuur. De CITO-toets is veel te belangrijk geworden. Het onderwijs wordt daarop afgestemd. Er wordt niet meer gekeken naar het individuele kind, maar naar de resultaten die het kind laat zien vanuit de CITO-toets. Dan wordt er een programma gemaakt. Ik vind dat niet de juiste manier van onderwijs voor kleuters. Maar daarin ben ik zeker niet de enige. Twee jaar geleden ben ik op een studiemiddag van Ewald Vervead geweest waar heel veel ontevreden onderwijsmensen waren. Daar is de eerste aanzet tot de oprichting van de werkgroep ontstaan.’
Wat heeft die werkgroep als doel?
‘De leden van de werkgroep maken zich sterk voor kleutergericht kleuteronderwijs. We willen bevorderen dat het kleuteronderwijs opnieuw als aparte ontwikkelingsfase een plaats krijgt binnen het Nederlandse Onderwijsbeleid. Het belangrijkste daarbij is dat je in het onderwijs moet blijven kijken naar elk individueel kind en ervoor moet zorgen dat je onderwijs aansluit bij dat kind.’
Op welke manier denken jullie die doelen te bereiken?
‘We zijn heel actief in het land. We organiseren jaarlijks een grote bijeenkomst, wat je kunt vergelijken met een ledenvergadering. Daarin vertellen we aan onze leden wat we aan activiteiten hebben gedaan en welke er nog op de planning staan. We proberen mensen uit het onderwijs en andere belangstellende uit het land uit te nodigen voor onze activiteiten en ervoor te zorgen dat onze werkgroep daardoor steeds groter wordt. Dat lukt ook aardig, want we zijn begonnen met ongeveer 60 mensen en we hebben nu in totaal 1100 leden, in twee jaar tijd. Daarnaast voeren we heel veel gesprekken met de onderwijsinspectie, directies van scholen, vakbonden, maar ook met politici om bekendheid te geven aan wie we zijn en wat we doen.’
Wat heeft de werkgroep al bereikt?
‘Er is een motie ingediend bij de kamer betreft het afschaffen van de verplichting tot het afnemen van CITO-toetsen en die motie is aangenomen. Dat heeft de werkgroep voor elkaar gekregen. En er is een Zwartboek overhandigd aan Den Haag, met daarin 101 verhalen van mensen die zijn afgeknapt op het onderwijs door alles wat er van ze gevraagd wordt door directie en inspectie. Allemaal verhalen van teleurgestelde mensen in het onderwijs, die allemaal de verandering voor ogen hebben, die wij ook wensen. Dat boek maakte veel indruk.’
Wat kan beter in het kleuteronderwijs?
‘Ik vind dat leerkrachten meer vertrouwen in hun eigen professionaliteit moeten krijgen, maar daar ook ruimte voor moeten krijgen vanuit de school. Daarnaast vind ik dat leerkrachten in het algemeen kritischer om moeten gaan met methodes, want die methodes zijn slechts een voorschrift. Als je die te krampachtig volgt is er geen mogelijkheid om in te spelen op het moment. En juist het inspelen op het moment dat er iets gebeurt in je groep is zo waardevol. Dat is ook wat kinderen onthouden. Het maakt indruk. Ten derde vind ik ben ik van mening dat de leerkracht meer ruimte moet krijgen om aan te sluiten bij de ontwikkeling en de belangstelling van het kind. Zo geef je het kind de ruimte om zich te ontwikkelen in een gebied waar zijn of haar talent ligt.’
Hoe denkt u deze punten in uw eigen onderwijs te integreren?
‘Ik ben in een positie op school waarbij er heel goed geluisterd wordt en veel waardering is voor het werk van de kleuterjuffen. Ik krijg de ruimte om te werken op die manier. We hebben binnen de school altijd voor ogen om het beste uit het kind te halen en over de manier waarop blijven we altijd met elkaar in gesprek.’
Wie nodigt u als volgende kandidaat uit?
‘Ik wil het gesprek graag doorgeven aan Marianne Spaltman, zij is een collega van mij op de Piusschool. Daarnaast is zij ontzettend gedreven aan het werk voor de organisatie A Sister Hope. Daar heb ik heel veel bewondering voor. Mijn vraag aan haar: ‘Hoe ben je daar zo gekomen en wat zorgt ervoor dat je daar zo enthousiast voor blijft?’