Onderstaande brief is op 7 september ondertekend door de aanwezige kerngroepleden achtergelaten bij de Tweede Kamer en ook elektronisch nagezonden aan de leden van de Commissie OCW.
Onder de brief staat ook een PDF-versie. Verspreid deze brief onder collega’s, directie, bestuur, ouders en andere belangstellenden. Houd ook de komende tijd onze website en facebookpagina goed in de gaten. Er gebeurt heel veel in onderwijswereld en wij houden je op de hoogte!
Aan de leden van de Vaste Commissie OCW van de Tweede Kamer
7 september 2016.
Geachte,
Vandaag houdt u rondetafelgesprekken over de toekomst van het kleuteronderwijs. Wij juichen dit toe en hopen dat deze gesprekken zullen bijdragen aan kleuteronderwijs waarin de kleuter mag zijn wie hij is, namelijk een kleuter en geen schoolkind, want dat is hij niet! Anders gezegd: de kleuter dient zich eerst en vooral spelenderwijs te mogen ontwikkelen en zijn spel mag niet gebruikt/misbruikt worden om hem zogenaamd ‘spelend’ stof aan te bieden waar hij niet aan toe is.
Niet alleen het kleuteronderwijs dient afgestemd te zijn op het ontwikkelingsniveau van de kleuter, maar ook het veld daaromheen. We wijzen u in het bijzonder op de pabo’s en de onderwijsinspectie:
- De pabo’s dienen hun studenten inzicht te geven in de ontwikkeling van het kind in het algemeen en in de ontwikkeling van de kleuter in het bijzonder. Het eerste dient in het inleidende deel van de opleiding, het tweede dient breed en verdiepend in de afstudeerrichting ‘jong kind’ aan bod te komen. We doen een dringende oproep om deze zo spoedig mogelijk in te stellen. Wij denken daarnaast, zoals we u op 8 juli jongsteleden geschreven hebben, ook aan nascholingscursussen. Een pabo-student die stage doet in groep 1 en/of 2 dient daarop voldoende voorbereid te zijn. Dit was in de afgelopen jaren bijna nergens het geval. Het nascholen van leerkrachten, die in de afgelopen jaren onvoldoende zijn opgeleid voor het werken met kleuters, zien wij ook als een belangrijke taak voor de pabo’s.
- De Inspectie van het Onderwijs dient de groepen 1 en 2 niet meer op leerdoelen en -opbrengsten te beoordelen, maar ziet erop toe dat elke leerkracht op elk ontwikkelingsdomein (sociaal, emotioneel, zintuiglijke waarneming, taal-spraak, motoriek, ordenen en rekenen, aandacht en concentratie) aansluit op het ontwikkelingsniveau van ieder kind, dus op de peuter én de kleuter én het jonge schoolkind, aangezien die alle drie in de kleuterklas vertegenwoordigd zijn. Deze beoordelingswijze dient overigens voor het gehele basisonderwijs te gelden.
U legt de deelnemers aan de rondetafelgesprekken drie vragen voor.
We geven op alle drie ons antwoord.
Belemmeringen om het kleuteronderwijs zo in te richten dat we het zelf goed zouden vinden, zijn onder meer:
a. Het volledig ontbreken van, of een ernstig gebrek aan kennis van de specifieke kenmerken van kleuteronderwijs bij de jongste generatie leerkrachten. Wij willen dat zij (alsnog) kennis opdoen van zaken als de ontwikkelingsfasen, aansluitend onderwijs, de ontwikkelingsdomeinen en -lijnen in deze domeinen, kennis van de specifieke kleutermaterialen en de vaardigheden die noodzakelijk zijn bij het begeleiden van kleuters. Deze kennis bevat ook het observeren en het creëren van een uitnodigende en stimulerende spelomgeving.
b. De eenzijdige nadruk die ligt op de cognitieve ontwikkeling en het twee-dimensionale werken. Wij willen dat de kleuter zich van binnenuit kan ontwikkelen door spel, door veel te bewegen, door bezig te zijn met musiceren en zingen (muzikale expressie), door te tekenen, schilderen, knutselen en boetseren (beeldende expressie), door dansen en mimen (bewegingsexpressie), door toneelspelen, schrijven en dichten (verbale expressie), door hem mooie verhalen en prentenboeken aan te bieden en door minimaal twee uur per dag vrij te spelen.
c. Het verplicht werken met VVE-programma’s of methoden. Daardoor wordt het aanbod nu door het doel bepaald en niet door wat een kind nodig heeft. Wij willen onderwijs dat aansluitend, procesgericht en zelfontdekkend is. Een kind leert vooral taal in situaties waarin het niet expliciet met taal bezig is, maar waar het betrokken is op een taak waarvoor taal nodig is. Die vorm van kleuteronderwijs is tevens een goede basis voor het latere ‘schoolse leren’.
d. De beperkte ruimte voor te grote groepen kleuters (meer dan 25) in te kleine klaslokalen. Wij willen kleinere kleutergroepen (niet meer dan 25 leerlingen) in een ruimte die plaats kan bieden aan diverse hoeken en waarin werken op de grond en het spelen met zand en water (liefst zowel binnen als buiten) mogelijk is.
2. Belemmeringen in het systeem zijn onder meer
a. Kalenderleeftijden in de onderwijswetten. Hier willen we graag psychologische leeftijden voor in de plaats zien.
b. Streefpercentages zittenblijvers (zie verder punt E in onze brief aan u van 26 april, die we aanhechten). Wij willen geen streefpercentages, omdat deze in strijd zijn met aansluitend onderwijs aangezien percentages leidend zijn waardoor de inhoud van het onderwijs wederom ondergeschikt raakt.
c. De diepe kloof tussen de onderwijsvelden. Het primaire onderwijsveld (leerkrachten, schooldirecteuren, ib’ers) aan de ene kant en het secundaire onderwijsveld (onderwijskundigen, ontwikkelingspsychologen die de psychologische ontwikkeling van het kind ontkennen dan wel voor negeerbaar houden, testpsychologen zoals van Cito en Cotan, onderwijsinspecteurs) aan de andere kant. Deze kloof is ontstaan doordat de overheid de afgelopen decennia vooral (en vaak zelfs uitsluitend) naar de adviezen van het secundaire onderwijsveld heeft geluisterd. We zouden graag zien dat er meer naar het primaire onderwijsveld geluisterd wordt.
d. De foutieve bestuursstructuur van het basisonderwijs. In de huidige bestuursstructuur van het basisonderwijs zijn de leerkrachten van deskundigen gedegradeerd tot louter uitvoerende werknemers zonder beslissingsbevoegdheid die vaak werkopdrachten van bestuurders, die zelf geen deskundigen zijn, moeten uitvoeren. Geef de leerkracht zijn vak terug! Wij willen dat leerkrachten weer de deskundigen worden die verantwoordelijk zijn voor hun onderwijs.
e. De PO-Raad, waarin de schoolbesturen zijn vertegenwoordigd, functioneert als halfdoorlatend schot tussen het onderwijsveld en de overheid. Klachten van het onderwijsveld worden namelijk niet of onvoldoende doorgegeven aan de overheid, maar suggesties voor ontwikkelingsforcerend onderwijs en meerkeuzetoetsen en andere tests worden dwingend (punt 2d) aan het onderwijsveld opgelegd. Wij willen een overheid die rechtstreeks zijn informatie uit het onderwijsveld haalt.
f. Meerkeuzetoetsen en andere tests van instellingen als het Cito. Uit een test blijkt hoeveel procent een kind afwijkt van een gemiddelde maar dat levert geen objectieve informatie op waardoor een uitslag slechts iets getalsmatigs is, omdat ‘afwijken van een gemiddelde’ geen kindkarakteristiek is. Wij pleiten ervoor dat in de gehele basisschool slechts rijpheidsproeven (is een kind aan bepaalde leerstof toe?) en vorderingsproeven (in hoeverre heeft een leerstofrijp kind zich de leerstof eigen gemaakt?) worden afgenomen.
g. Het beoordelen van een school door de onderwijsinspectie naar opbrengsten. Wij willen dat de inspectie een school beoordeelt naar de vraag of het onderwijs op alle domeinen aansluit bij het ontwikkelingsniveau van elk kind en of het kind zich in positieve manier ontwikkelt; opbrengsten dienen daarbij niet op zich te staan maar te worden vergeleken met eerdere opbrengsten van dit kind.
3. De rol van de Inspectie van het Onderwijs is er de afgelopen tijd te veel een geweest van
a. Afrekenen op resultaten. Wij willen een inspectie die procesgericht kijkt (oftewel, volgt een leerkracht elk kind en zijn ontwikkelingsproces op elk ontwikkelingsdomein) en pas daarna en afgeleid daarvan resultaatgericht, namelijk door een resultaat als de afsluiting van een ontwikkelings- en onderwijsproces te beschouwen.
b. Afrekenen op een papieren werkelijkheid. Wij willen een inspectie die inhoudelijk relevante criteria hanteert.
c. Slecht onderwijs onder verwijzing naar artikel 23 van de Grondwet laten voortduren in plaats van in te grijpen. Op 30 november 2012 hebben we de inspectie erop geattendeerd dat kinderen in het Enschedese Leesverbeterplan vanaf de eerste dag in groep 1 al drie tot vier kwartier met letters bezig zijn waardoor ze zich in 350 uren 16 of meer letters eigen maken zonder te kunnen lezen, terwijl een leesrijp kind zich in 40 uren alle letters eigen kan maken én kan lezen. Wij willen dat de inspectie dit slechte onderwijs verbiedt.
d. Slechte onderwijsadviezen die op geen enkel wetenschappelijk onderzoek gebaseerd zijn ongehinderd laten voortbestaan. Wij willen dat de inspectie hier actief stappen tegen onderneemt. Op 30 november 2012 hebben we haar erop geattendeerd dat het CPS kinderdagverblijven adviseert om ervoor te zorgen dat kinderen ‘ongeveer tien letters (waaronder de letters van de eigen naam) kennen voordat zij naar groep 1 gaan’. Wij willen dat de inspectie ingrijpt en het aanbieden van letters in kinderdagverblijven verbiedt.
In onze brief van 27 februari hebben we u verzocht om een onderzoek naar de kwaliteit van het huidige kleuteronderwijs. Wij hopen dat dit rondetafelgesprek dat karakter reeds heeft, maar willen u daarnaast verzoeken het huidige kleuteronderwijs in al zijn met elkaar samenhangende facetten grondig te onderzoeken.
Met vriendelijke groeten,
De kerngroep van de WSK
Namens de kerngroep: Trudi-An Boekel, Elly Dienske, Lianne Morssink, Erica Ritzema, Bianca Romberg, Ewald Vervaet, Liesbeth Visser, Gerda Witte
2016-09-07 rondetafelgesprek vaste comm. OCW (kerngroep WSK)
Inmiddels al dik 7 jaar met pensioen, maar ik volg de ontwikkeling in het onderwijs nog steeds. (Eens juf altijd juf ) Hopelijk wordt deze petitie serieus genomen. Als “oude” kleuterleidster is het geheel en al uit mijn hart gegrepen. Fijn dat er nog steeds strijders zijn die op de bres staan voor de kleuter en de juiste begeleiding in zijn/haar ontwikkeling!
goed zo ! Ik ben hier blij mee!
bravo al mijn bezwaren zijn vermeld !
Hulde!
Gaan we het dan eindelijk begrijpen? Ik hoop het. En bij kinderen van 6 tot 9 jaar dient er ook veel meer ruimte te zijn voor de gehele ontwikkeling.