Op 18 september stelde ontwikkelings- en leespsycholoog Ewald Vervaet in uw blad dat de oplossing voor het lerarentekort is om te wachten tot het kind rijp is voor de leerstof. Daarop reageerde op 3 oktober 2019 Bert van Oers, emeritus bijzonder hoogleraar, VU Amsterdam met een artikel, waarin hij aangaf dat hij het juist een slecht idee vond om te wachten met lezen en schrijven tot het kind er rijp voor is.
Dit lijken tegenstrijdige meningen, maar mij vielen als oud-kleuterleidster de overeenkomsten in beide artikelen op.
Volgens mij pleiten beide heren in hun artikelen voor betekenisvol onderwijs dat beklijft. Terwijl Van Oers constateert dat in het gangbare leesonderwijs de lees-, spellings- en schrijftaakjes voor de leerlingen zijn losgezongen van hun werkelijkheid, merkt Vervaet op dat te vroeg met aanbod van bepaalde lesstof wordt begonnen, waardoor leerrendement én leerplezier bij leerlingen verloren gaan.
Iedere kleuterjuf in Nederland zal beamen dat het aanbieden van lesstof waar “het kind nog niet aan toe is” een zinloze actie is. Of je dat gebrek aan rijpheid noemt of betekenisloos, doet er weinig toe. Het resultaat blijft hetzelfde. Het levert zowel bij kind als leerkracht frustraties op en daar is niemand bij gebaat.
“Juist als we kijken naar de ontwikkeling van de mondelinge taalvaardigheid zien we dat wachten tot de kinderen er rijp voor zijn een gevaarlijk idee is. We praten al tegen jonge kinderen vanaf hun geboorte. Zijn ze er dan al rijp voor?” schrijft Van Oers. Ik zou willen zeggen: de communicatie met een zuigeling verloopt aangepast en dus betekenisvol. Je gaat een baby echt geen lezing geven, want daar is hij nog niet aan toe, maar sluit aan bij zijn belevingswereld en gebruikt veel herhaling zodat taal kan beklijven.
Kleuterjuffen weten dat je een kleuter betekenisvol kunt stimuleren en voorbereiden op het lezen door hem niet te vroeg letter- en leesles aan te bieden, maar te laten spelen met vormen en klanken omdat een letter door het kind wordt gezien als een figuurtje (dat voor een vorm én voor een klank staat). Kleuters geef je geen rekensommetjes maar leer je al spelend en dus zinvol omgaan met hoeveelheden door te ondersteunen met liedjes, versjes, verhalen en materialen – voorwerpen ordenen op lengte, gewicht, oppervlak enzovoort als voorbereiding op het rekenonderwijs. Kleuters krijgen geen schrijfles maar tekenen, schilderen, kleuren, boetseren zodat ze motorisch in staat zijn goede schrijvers te worden. Een goed begin is, door een goede basis, nog steeds het halve werk.
Ik ben het met Van Oers eens dat we juist méér goed ingeleide leerkrachten nodig hebben, die zicht hebben op de betekenisgeving van kinderen en weten hoe ze kinderen in hun spel kunnen stimuleren. Het lerarentekort wordt niet opgelost door leerprocessen in een spelcurriculum in te bedden, maar het is een enorme stap in de goede richting, omdat daarmee zowel kleuter als leerkracht weer de ruimte krijgen om vanuit eigen kennis en kunde betekenisvol bezig te kunnen zijn.
Dat vergissen menselijk is, toonde Van Oers in 1988 aan. Toen schreef hij dat onderzoek uitwees dat je bij leerlingen vanaf ongeveer 7 jaar leeractiviteiten uit kon lokken, die volgens voorstanders van voorwaardenscheppend onderwijs pas vanaf 12 jaar mogelijk zijn.
Onnodig te zeggen dat daar niet veel van uitgekomen is en dat kleuterleerkrachten kunnen schetsen dat deze papieren utopie in de praktijk een nachtmerrie werd.
Dat wensbeeld heeft namelijk de verschillen tussen kinderen die men door liet stromen naar groep 3 enorm vergroot en ook daar voor extra problemen gezorgd.
De werkdruk is door alle eisen van bovenaf én de verwachtingen van ouders enorm vergroot, maar de kennis is door gebrek aan een specialistische opleiding erg afgenomen. Dus moeten we zoals Van Oers stelt niet wachten op de eerste signalen van ‘rijpheid’ en zoals Vervaet stelt kennis hebben van de ontwikkeling van kinderen om met onze kleuters betekenisvolle activiteiten te ontplooien die beklijven en waar iedereen blij van wordt. Hun visies liggen dichter bij elkaar dan de titels van hun artikelen doen geloven.
Erica Ritzema
(Redactie: het bericht van E. Vervaet en de reactie van B. van Oers zijn ook te lezen op onze website.)
Kijk naar de uitzending van Lubach over het lerarentekort! Wellicht ligt hier de oplossing. Jongens zien af van de Pabo vanwege de onderbouwstage (even kort door de bocht). Als er nu een aparte kleuteropleiding binnen de Pabo zou zijn, dan zal dat zeker ten goede komen aan de onderwijskwaliteit (inhoud!) En de jongens kiezen eerder voor de Pabo. Twee vliegen in één klap!
Mooi dat je de verbinding weet te leggen Erica.
Stimulering in de peuter/ kleuterfase door middel van versjes liedjes verhaaltjes voorlezen vergelijken tellen schilderen tekenen bouwen enz enz maakt dat kinderen plezierig vanzelf die rijpheid krijgen die nodig is voor lezen en rekenen.
Als kleuterleerkracht (KLOS) schreef ik er een gedicht over:
“Rennen, springen, klappen, verven, krassen, lachen, zingen, klimmen, vallen en weer opstaan.
Klanken, rijmen, tellen, stoeien, rollen, meten, wegen, puzzelen, knutselen, knoeien en weer opruimen.
Tikkertje, verstoppertje, botsen, schaven, bulten, huilen, lachen, ruziën en weer goedmaken
Proeven, voelen, fantaseren, lezen met en zonder letters, krabbelen, scheuren, prikken, kralen rijgen.
Op, onder, boven, naast, meest, minst, meer, weinig of veel.
Ontdekken, proberen, ervaren, herhalen.
Een kind mist de BASIS als het niet eerst al deze VAARDIGHEDEN heeft mogen ERVAREN en ze honderdduizend keer heeft mogen HERHALEN”
Prachtig en zo waar!!! Dank je wel.voor dit moie gedicht!?❤
Precies.
Als oud kleuterleidster snap ik dit verhaal mbt taalonderwijs helemaal maar wat is dan concreet de oplossing voor het leraretekort? Meer kleuterjuffen inzetten?
Aansluitend op het niveau van het kind, in plaats van zinloze activiteiten boven het niveau van het begin aan te bieden.