Schoolrijpheid bij kleuters (4 stellingen) – reactie WSK

14 juli 2020

Aan alle leden en volgers van de Werk- en Steungroep Kleuteronderwijs (WSK)

 

Beste allemaal,

Net als jullie zijn ook wij uit de coronatijd aan het komen. Wij maken het allemaal goed en hopen dat dat ook met jullie het geval is.

Onlangs attendeerde een van onze leden ons op dit artikel: www.onderwijswereld-po.nl/kleuters/schoolrijpheid-bij-kleuters-4-stellingen/.

Uitgeverij Onderwijswereld-PO speelt met dit verhaal in op de behoefte die een beginnende kleuterleerkracht zou hebben aan een methode om laaggeletterdheid te voorkomen. Hieronder lees je het commentaar van de WSK.

 

I. Kleutervolgsysteem

We zien in het artikel een goede aanleiding om jullie te laten weten dat we bezig zijn aan proeven (geen Cito-achtige tests!) om de ontwikkeling in en rond de kleuterfase goed te kunnen volgen. Op onze Inspiratiedag van 7 november gaan we daar meer over vertellen; zie www.wsk-kleuteronderwijs.nl/nieuws/uitnodiging-voor-de-10e-inspiratiedag-kleuters-in-beweging/. Deze inspiratiedag die in maart zou plaatsvinden, was volgeboekt, maar is door de coronacrisis uitgesteld. In september zal op de website van de WSK worden vermeld of er plaatsen beschikbaar zijn gekomen. De mensen, die zich al voor de bijeenkomst in maart hadden opgegeven, hebben uiteraard voorrang. We hebben de intentie om het programma van deze dag volgend jaar te herhalen, omdat er zeer grote belangstelling voor is.

 

II. Reactie op het artikel

De stellingen die in het artikel aan de orde komen, maken duidelijk dat er op het gebied van schoolrijpheid nog veel onduidelijkheid is en dat meningen onderling verschillen. We begrijpen dat de kleuterleerkracht elk jaar opnieuw voor een lastige keus komt te staan en dat de richtlijnen voor de overgang van groep twee naar groep drie elkaar regelmatig tegenspreken.

Het standpunt van de Werk- en Steungroep Kleuteronderwijs hierover is helder. Aan de hand van vijf zinnen of passages uit het artikel zullen we deze nogmaals duidelijk maken.

 

1.  De titel: ‘Hoe eerder een kind toe is aan lezen, hoe beter!

WSK: Met deze stelling zijn we het pertinent oneens. Waarom die haast, waarom pretendeert men dat sneller ook beter zou zijn? Ontwikkeling laat zich niet forceren en ieder kind moet zich in volledige harmonie met zijn aard en aanleg én in zijn eigen tempo mogen ontwikkelen.

2.   ‘Naar mijn mening is ieder kind op een ander moment toe aan lezen’

WSK: Hier zijn we het mee eens. De leerkracht dient dan ook tegemoet te komen aan deze verschillen. Zo is het in de kleutergroep belangrijk om, als het kind hieraan toe is, veel aandacht te besteden aan klank- en vormoefeningen. Deze gaan altijd aan het echte lezen vooraf. De rijpheid om succesvol te gaan leren lezen is objectief vast te stellen door middel van rijpheidsproeven. Te vroeg starten met lezen levert frustratie en faalangst op. Terwijl starten wanneer het kind eraan toe is, kinderen juist blij, nieuwsgierig en gretig maakt.

3. ‘Voldoet het kind aan het gemiddelde?’ en, Meulman aanhalend, ‘Veel nuttiger is het om een kind te meten naar zijn eigen maatstaf’

WSK: Het gemiddelde kind bestaat niet. Ieder kind volgt zijn eigen tempo de algemene ontwikkeling. Bij de een gaat dat snel, bij de ander wat langzamer en daarnaast gaat deze ontwikkeling niet voor alle ontwikkelingsgebieden gelijk op. We zijn, net als Meulman en meester Menno, van mening dat het beter en objectiever is om, zoals Meulman beschrijft, de verrichtingen van het kind te meten naar zijn eigen maatstaf, dus zijn eigen ontwikkeling.

 

4.  ‘Onderzoek wijst uit dat kinderen eind groep twee 18 letters kennen’ en ‘Verwarring met letters spiegelen is het teken dat de hersenen nog niet rijp zijn aan letters en cijfers schrijven’

WSK: Als je kijkt naar de leeftijd van de kinderen die naar groep drie overgaan zie je dat deze onderling heel erg kan verschillen, in ieder geval van 5;9 tot 6;8 jaar. Grote kans dat de kinderen van 6 jaar al leesrijp zijn en een aantal letters kennen, maar zelfs dan blijft rijpheid afhankelijk van de individuele ontwikkeling. Je kunt letterkennis daarom niet als voorwaarde stellen. Meester Menno heeft volkomen gelijk als hij stelt dat een kind dat letters spiegelt nog niet leesrijp is en dat uitstellen de enige goede optie is. Volgens ons dien je verder te gaan met klank- en vormoefeningen en pas met lezen te starten als het kind eraan toe is.

 

5.  ‘Als kleuterleerkracht besteed ik in groep 2 op een spelende manier aandacht aan de letters, de auditieve waarneming en het fonemisch bewustzijn’ en ‘Het kan betekenen dat het goed is om te starten met […] het programma BOUW!’

WSK: BOUW! probeert – net als elk ander programma dat aan kinderen wordt aangeboden die niet leesrijp zijn – de leesontwikkeling te forceren en wekt daarom alleen frustratie op. Meester Menno zegt aan het begin van het artikel dat hij niet wil ‘pushen’ en frustratie op wil wekken, maar doet dat volgens ons met BOUW! (hopelijk onbedoeld) wel degelijk.

Als je in groep 2 aandacht besteedt aan letters zullen de kinderen die er rijp voor zijn het aanbod goed kunnen volgen en graag meedoen, maar kinderen die nog niet rijp genoeg zijn zullen er weinig aandacht voor hebben en snel afhaken of ongewenst gedrag gaan vertonen. Extra training met welk programma dan ook, heeft dus geen zin als het kind er nog niet voldoende rijp voor is.

 

De leesrijpheid is eenvoudig vast te stellen met de lees- en schrijfproef (www.wsk-kleuteronderwijs.nl/wp-content/uploads/2013/11/2013-11-19-bijlage-met-schrijfproef-en-leesproef-in-pdf-formaat.pdf) die Ewald Vervaet heeft ontwikkeld. Als een kind deze rijpheid nog niet heeft bereikt, is het goed om te blijven oefenen met klank- en vormoefeningen en het lezen uit te stellen tot de ontwikkeling op het juiste niveau is. Een kind dat eraan toe is kan in 40 uur leren lezen, dus de ‘achterstand’ is vrijwel zeker ingehaald voordat het jaar om is.

Rijpheid voor groep drie heeft alles te maken met ontwikkeling. Als een kind in zijn ontwikkeling een jong schoolkind is, is het voldoende gerijpt om te kunnen leren lezen. Deze ontwikkeling is ook de basis van bijvoorbeeld doorzettingsvermogen, omgaan met uitgestelde aandacht, een bepaalde tijd zelfstandig kunnen werken, taakbewustzijn, zelfstandig een opdracht kunnen uitvoeren.

Een mooie, welverdiende zomervakantie!

Met vriendelijke groeten,

de kerngroep van de WSK

 

4 reacties

  • Ik snap dat dit geldt voor de gemiddelde kleuter, maar de taalzwakke kleuter met een taalachterstand of een TOS heeft wel degelijk een voorschotbenadering nodig die gedegen en gepland is volgens leerdoelen zoals bijvoorbeeld met het programma Bouw in combinatie met betekenisvolle leermomenten. Deze leerlingen leren niet in 40 uur lezen en worden hiermee totaal vergeten.

    • Ewald Vervaet

      Beste Marita,

      Ik vermoed dat je te veel uitgaat van ‘in groep 3 leert een kind lezen’ enzovoort. Maar dat is niet de werkelijkheid: er zijn kinderen die al met 4,5 (of nog vroeger) leesrijp zijn en dat met succes kunnen beginnen te leren lezen, maar er zijn ook kinderen die pas met 8,5 (of nog later) leesrijp zijn en dan is alle moeite tevergeefs en werkt alles alleen maar frustrerend.
      Persoonlijk ken ik een jongen van 14 (ja, van 14!) die nog niet leesrijp is. Met hem is de afgelopen acht jaar (ja, 8 jaar: meer dan de helft van zijn leven!!!) van alles geprobeerd, maar zonder succes.

      Mag ik je vragen om vanuit deze invalshoek nog eens onze reactie te lezen?

      Bedankt alvast en
      Met vriendelijke groeten,

      Ewald (lid van de kerngroep)

  • Anja van Suchtelen

    Ik mis hier nog de ontwikkeling van de fijne motoriek .

    • Ewald Vervaet

      Beste Anja,

      Ik begrijp je en heel vaak noemen we de fijne (en grove) motoriek ook uitdrukkelijk, maar feitelijk vallen beide onder de algehele psychologische ontwikkeling. Die ontwikkeling bestaat uit drie delen:
      * de ontwikkeling van de waarnemingen, zowel op fysisch, sociaal als persoonlijk vlak;
      * de ontwikkeling van de handelingen, zowel op fysisch, sociaal als persoonlijk vlak;
      * de ontwikkeling van het denken, zowel op fysisch, sociaal als persoonlijk vlak.

      De eerste twee gaan altijd samen: waarnemingen en handelen vóóronderstellen elkaar (al was het alleen maar omdat ik een trein die ik hoor, pas kan zien als ik mijn hoofd en ogen in de richting van de trein heb bewogen).
      Tot ongeveer anderhalf spreken we dan ook van de sensorimotorische of sensomotorische ontwikkeling. Pas met ongeveer anderhalf komt het denken erbij.

      Bedankt voor je reactie, want die gaf me aanleiding om deze aanvulling te geven. In orde zo?

      Met vriendelijke groeten,

      Ewald (lid van de kerngroep)

Laat een antwoord achter aan Anja van Suchtelen Reactie annuleren

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *