Volgens aanhangers van DI Volgens aanhangers van DI zouden onderzoek van Hattie uit 2009 en andere onderzoeken hebben aangetoond dat DI heel goed werkt.
De WSK daarentegen stelt:
Of Hattie laat zien dat DI ‘heel goed werkt’, is de vraag. Hij laat in elk geval ook zien dat OntwikkelingVolgend Onderwijs veel beter werkt en beveelt dat ook aan.
Hattie bepaalt van 138 invloeden het leereffect en ordent hun leereffecten.
Bij Hattie blijkt OVO, waar de WSK vóór is, op plaats 2 te staan en DI op plaats 26.
Dus, als Hattie heeft aangetoond dat DI heel goed werkt, dan heeft hij ook aangetoond dat OVO nog veel beter werkt.
Hattie stelt ook: ‘Het bewust zijn van de fase waarin een leerling zich bevindt en de weg die hij door de niveaus van denken aflegt, helpen leraren om het beste punt te vinden waarvandaan de leerling begint’.
Vervolgens schetst hij de ontwikkelingsfasen waar OVO op is gebaseerd. Deze fasen komen in DI niet aan bod.
recht gedrukt en niet ingesprongen: Schmeiers tekst
schuin gedrukt en ingesprongen: de reactie van de kerngroep van de WSK
DI = Directe Instructie; OVO = OntwikkelingVolgend Onderwijs of aansluitend onderwijs
Is dat niet ouderwets?
Modern onderwijs baseert zich op aanpakken die bij herhaling effectief zijn gebleken. Recente wetenschappelijke meta-analyses laten zien dat directe instructie heel goed werkt, zoals de meta-analyse van Stockard e.a. uit 2018 waarin data van een halve eeuw onderzoek is verwerkt en de meta-analyse van Hattie uit 2009 waaraan meer dan 40.000 leerlingen hebben deelgenomen.
We beperken ons tot Hatties meta-analyse omdat die de belangrijkste algemene onderwijskundige meta-analyse is en omdat in de volgende vraag een derde meta-analyse aan bod komt.
2.1 Hatties meta-analyse bevat alleen onderzoeken die gebruik hebben gemaakt van de inferentiële statistiek: gemiddeldes, populatiegroottes, standaardafwijkingen, correlatiecoëfficiënten en dergelijke: ‘Het is geen boek dat kwalitatieve onderzoeken omvat. Het omvat alleen onderzoeken die basale statistiek hebben gebruikt (gemiddeldes, varianties, steekproefgroottes)’.[1] Aangezien onderzoekers die eerst en vooral naar de rijpheid van een kind kijken (zie 1.2), doorgaans geen inferentiële statistiek gebruiken, relativeert dit elke uitspraak over de ‘heel goede werking’ van DI.
2.2 Hattie bepaalt van 138 invloeden het leereffect, dat gelijk is aan de verbetering van een schoolprestatie. Vervolgens ordent hij hun leereffecten. OVO staat op plaats 2 (leereffect 1,28) en DI op plaats 26 (leereffect 0,59, minder dan de helft van 1,28).
Als Hattie heeft aangetoond dat DI heel goed werkt, dan heeft hij ook aangetoond dat OVO nog veel beter werkt.
2.3 Hattie, in ‘Leren zichtbaar maken voor leerkrachten’: ‘Om goed les te geven hebben we een grondig besef nodig van hoe we leren’ en ‘Het bewust zijn van de fase waarin een leerling zich bevindt en de weg die hij door de niveaus van denken aflegt, helpen leraren om het beste punt te vinden waarvandaan de leerling begint’; hierna volgen de fasen waar OVO op is gebaseerd. Over deze ontwikkelingsfasen heeft DI het niet…
2.4 Samengevat: Of Hattie laat zien dat DI ‘heel goed werkt’, is de vraag. Voor zover hij laat zien dat DI ‘heel goed werkt’, laat hij ook zien dat OVO veel beter werkt en beveelt hij dat ook aan. Verder wijst hij op het belang van kennis over de verschillende ontwikkelingsfasen om goed les te kunnen geven.
Behoefte aan verdieping? Ga naar het DI-artikel en lees §8 (p.24-25).
[1] Onze vertaling van ‘It is not a book that includes qualitative studies. It only includes studies that have used basic statistics (means, variances, sample sizes)’.
Wil je de negen passages lezen en de reactie van de WSK op alle negen?
<<KLIK HIER>>