Steun jij de doelstellingen van de Werk- en Steungroep Kleuteronderwijs? Bekijk hier onze doelstellingen en word lid!

Archief

Bouw!: een leesprogramma met haken en ogen, passage 2

 

 

Naar eigen zeggen moet halverwege groep 2 met Bouw! begonnen worden bij kinderen die dan 0-3 letters kennen omdat dat ‘risicolezers’ zouden zijn.

 

De WSK daarentegen stelt:

Zogeheten ‘risicolezers’ zijn in werkelijkheid laatrijpe leerlingen. Door de ontwikkeling van elk kind te volgen krijgt elk kind optimaal (voorbereidend) leesonderwijs.

 

Vroegtijdig onderzoek naar letterkennis en fonologisch bewustzijn hoeft niet als een school de vier stappen van de leesontwikkeling (zie 1.1) volgt en erkent dat vroege, gemiddelde en late leerlingen zijn.

 

De leesontwikkeling kan met twee toetsen worden gevolgd:

De klank- en vormrijpheidstoets bestaat uit de woordlengteproef (‘Wat is het langste woord: “trein” of “driewieler”?’; kleuter: ‘Driewieler’) en de zelfportretproef (de kleuter tekent zich met hoofd en romp).

De leesrijpheidstoets bestaat uit de schrijfproef en de leesproef; als het kind beide als jong schoolkind doet, is het leesrijp.

 

 

recht gedrukt: tekst van Bouw!

      schuin gedrukt en ingesprongen: de reactie van de kerngroep van de WSK

 

Hoe selecteer ik leerlingen die in aanmerking komen voor Bouw!?

Bouw! is bedoeld voor leerlingen met een risico op leesproblemen. Idealiter wordt er gestart halverwege groep 2 of aan het begin van groep 3. Middels Bouw! wordt aan deze groep intensieve, gerichte en langdurige instructie en ondersteuning gegeven. De inzet van Bouw! is het meest succesvol als alle lessen uit het programma worden gedaan.

Vaak kan de leerkracht in groep 2 al zien welk kind leesproblemen gaat ontwikkelen. Onderzoeken waarin de ontwikkeling van leerlingen langdurig gevolgd is, tonen aan dat in het bijzonder een lage letterkennis en een zwak fonologisch bewustzijn in groep 2 belangrijke voorspellers zijn van latere leesproblemen (Boets et al., 2010; van der Leij, 2013).
Het is de taak van school om vroegtijdig te screenen op deze vaardigheden. Ook kinderen met een familiair risico op dyslexie lopen een grote kans om zelf ernstige leesproblemen te ontwikkelen (van der Leij et al., 2013). Het is daarom raadzaam dat scholen bij ouders nagaan of er sprake is van leesproblematiek in de familie.

Lees hier volledig artikel van Haytske Zijlstra en Aryan van der Leij “Begin vroeg met de strijd tegen Leesproblemen“.

 

2.1  Voor Bouw! en ‘leerlingen met een risico op leesproblemen’: vanuit de ontwikkelingspsychologie bestaan ‘risicoleerlingen’ niet, maar worden zij dat door vroegtijdig leesonderwijs, wat wellicht ook werkelijke of schijnbare dyslexie in de hand werkt; zie 1.2, 1.4 en 1.6.

 

2.2  Voor de 14 maanden Bouw!: niet-leesrijpe kinderen worden niet leesrijp door Bouw!; elk kind dient eerst met klanken en vormen te kunnen spelen en dan leesonderwijs te krijgen, na gebleken klank- en vormrijpheid respectievelijk leesrijpheid; zie 1.3 en 2.4 voor de bepaling van beide.

 

2.3  Het verband tussen een lage letterkennis en een zwak fonologisch bewustzijn in groep 2 enerzijds en latere leesproblemen anderzijds, komt slechts in onderzoek naar voren waarin de vier stappen van de leesontwikkeling (zie 1.1) niet zijn meegenomen. In werkelijkheid gaat het om kinderen die later klank- en vormrijp en leesrijp worden; zie 1.2.

 

2.4  Vroegtijdig onderzoek naar letterkennis en fonologisch bewustzijn is niet nodig als een school de vier stappen van de leesontwikkeling (zie 1.1) volgt en daarbij de opgedane ervaring erkent dat er nu eenmaal naast ‘gemiddelde’ kinderen ook vroege en late leerlingen zijn.

                       In plaats daarvan raadt de WSK aan om vanaf groep 1 om de vier maanden de klank- en vormrijpheidstoets te doen en anderhalf tot twee jaar later om de vier maanden de leesrijpheidstoets:

 

2.4.1  De klank- en vormrijpheidstoets bestaat uit twee proeven:

  • De woordlengteproef: ‘Wat is het langste woord: “trein” of “driewieler” (of “reus”-“kabouter” en dergelijke)?’;

* de oudere peuter antwoordt ‘trein’/‘reus’, want die zijn groter dan een driewieler/kabouter;

* de kleuter antwoordt: ‘driewieler’/‘kabouter’, want je zegt /trein/ maar /drie-wie-lur/ (één tegenover drie klankgrepen), enzovoort.

  • De zelfportretproef: ‘Teken jezelf’;

* de oudere peuter tekent zich als koppoter; zie afbeelding a

* de kleuter tekent zich met hoofd en romp; zie afbeelding b.

 

2.4.2  De leesrijpheidstoets bestaat eveneens uit twee proeven:

  • In de schrijfproef schrijft het kind woorden op die het zich in zijn vrije spel eigen heeft gemaakt; Nel schrijft bijvoorbeeld NEL, MAMA, PAPA en FRITS (broer).
  • In de leesproef maakt de leerkracht nieuwe klankzuivere woorden, drie van drie en twee van vier letters, bijvoorbeeld PEN, LAT, LIP; FILM, STEP. Hoe leest Nel ze: louter hakkend, hakkend-en-gissend, hakkend-en-plakkend of onmiddellijk?

                       Als Nel de vijf woorden hakkend-en-plakkend en/of onmiddellijk leest én in de schrijfproef geen letters spiegelt en geen letters verwisselt, is ze leesrijp.

 

2.5  Het is juist dat kinderen met veel dyslecten in de familie een erfelijke kans hebben om dyslectisch te worden. Het is juist daarom raadzaam deze groep niet vroegtijdig een leesprogramma aan te bieden, maar eerst naar de rijpheid te kijken. Deze kinderen zullen over het algemeen laat klank- en vormrijp en laat leesrijp zijn. Zij zijn dus gebaat bij leesonderwijs dat aansluit bij hun ontwikkeling. Zie verder 1.4.

 

2.6  Wat het artikel ‘Begin vroeg met de strijd tegen leesproblemen’ betreft: risicokinderen bestaan niet, maar worden dat wellicht gemaakt door vroegtijdig leesonderwijs; zie 1.2, 1.4 en 2.1.

 

2.7  Samengevat: Zogeheten ‘risicolezers’ zijn in werkelijkheid laatrijpe leerlingen. Door de ontwikkeling van alle kinderen te volgen met de klank- en vormrijpheids- en de leesrijpheidstoets krijgt elk kind optimaal (voorbereidend) leesonderwijs: de kleuter speelt met klanken en vormen; het jonge schoolkind krijgt leesonderwijs.

 

Behoefte aan verdieping? Ga naar het ‘Bouw!-artikel, §1.4 (de vroege Alex en de late Bart); §2.2, A (‘risicokinderen’) en §2.3, A (‘risicokinderen’); §2.3 (artikel ‘Begin vroeg met de strijd tegen leesproblemen’).

 

Related posts
Archief

WSK Symposium 2024

Archief

Wachtwoord ledensite WSK vergeten?

Archief

Aanmelden als steunlid WSK-kleuteronderwijs

Archief

Herstellen van een goede opleiding voor het onderwijs aan kleuters (3)

Klik HIER en word (steun-)lid van de WSK en
blijf op de hoogte via onze nieuwsbrief.

 

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *