Een kleine twintig jaar heeft deze 64‐jarige kleuterjuf kleuters mogen lesgeven en in die jaren heeft ze het onderwijs zien veranderen:
“Het verdwijnen van de hoeken, het steeds minder spelen in het speellokaal, het niet inzien van de waarde van het buitenspelen. In het begin had ik tijd om te knutselen, te zingen, te vertellen, een spelletje te spelen enz. In de laatste jaren werd dit een woekeren met de tijd omdat er ’tijd aan taal’, middels methoden, besteed moest worden.
Tijd voor overleg en praten over kinderen met de collega’s werd minder, doch werd gevuld met administratie (o.a. met wie waar nog niet aan voldeed met het daarbij behorende handelingsplan).
Inmiddels zijn er nog meer methoden voor de kleuterbouw gekomen. Als ‘mensen van de werkvloer’ heb je weinig te vertellen: je wordt aangehoord, je wordt bijgeschoold in nieuwe methoden en/of een andere wijze van administreren en vervolgens moet je meewerken, met wat hogerhand (overheid, bestuur, directie en interne begeleiding) heeft bedacht.
Ik wilde graag op een andere manier met kinderen werken. Dit gaf innerlijke strijd. Het is fijn om te lezen dat er meer (oud)collega’s zijn die in de eerste jaren van de basisschool op een andere manier zouden willen werken. Mijn ervaring met collega’s met een kleuteropleiding is dat zij veel kennis hebben over vier tot zesjarigen. Hun pedagogisch‐ en vakinhoudelijk handelen was en is daar op afgestemd. Ik hoop dat men meer vertrouwen krijgt in het vakmanschap van leerkrachten die kleuters begeleiden.“