Aan de leden van de Vaste Commissie OCW van de Tweede Kamer
8 juli 2016.
Betreft: verzoek om nascholingscursussen over ontwikkelingsfasen kleuters
Geachte,
Op 15 maart jongstleden heeft de Tweede Kamer in de motie Rog, Bruins, Bisschop, die met 138 stemmen is aangenomen, de regering verzocht ‘om bij de vervolgstappen met betrekking tot de curriculumontwikkeling die verband houden met kleuters, specifieke aandacht te geven aan hun ontwikkelingsfase’. De Tweede Kamer deed dit verzoek omdat ze constateert dat ‘kleuters in ons onderwijssysteem in toenemende mate worden benaderd als schoolkind in plaats van kleuter’ en ‘dat overheden, schoolbesturen en methodeontwikkelaars regelmatig stimuleren om kleuters al formeel te laten leren, terwijl kleuterleerkrachten, ontwikkelings-psychologen en andere deskundigen waarschuwen voor nadelige effecten en pleiten voor voorwaarden-scheppend onderwijs’. Ziet u www.tweedekamer.nl/kamerstukken/detail?id=2016Z05026&did=2016D10290.
Pabo’s en de kleuterfase
Meerdere factoren bepalen of onderdelen in een onderwijscurriculum worden opgenomen zodat ze gerealiseerd kunnen worden. Bij het curriculum kleuters speelt volgens ons de aandacht die de Pabo’s aan de kleuterfase geven een belangrijke rol. Daarover horen wij echter al vele jaren vooral negatieve geluiden – zowel vóór onze oprichting in april 2012 als daarna: stagiaires en pas afgestudeerden weten doorgaans weinig tot niets over het specifieke van de kleuter en de daaruit voortkomende aansluitende benadering.
We hebben de stellige indruk dat slechts weinig Pabo’s genegen zijn om hier verandering in aan te brengen. Wij constateren dat vrijwel al onze leden al meer dan tien jaar hun ongenoegen over deze situatie melden aan stagebegeleiders en andere Pabodocenten, maar aan die situatie verandert tot nu toe weinig tot niets. Volgens ons is er duidelijk sprake van een impasse.
Aan de ene kant kunnen we deze impasse verklaren vanuit de geschiedenis van de Pabo’s. Ewald Vervaet, een van de leden van onze werkgroep heeft onlangs in een boek laten zien dat er op universitair vlak, op het gebied van Onderwijskunde, een betrekkelijk gesloten netwerk is van hoogleraren die het bestaan van ontwikkelingsfasen in het algemeen ontkennen dan wel het verantwoord vinden dat ze genegeerd worden (E. Vervaet, Basisonderwijs zonder basis, hoofdstuk 2, ‘Van de leerbaarheidsgedachte naar de basisschool’). Vrijwel alle Pabodocenten onderwijskunde zijn direct of indirect afgestudeerd bij iemand die aan het Utrechts Pedagogisch Instituut heeft gestudeerd – dat instituut is in 1946 door Martinus Langeveld opgericht en was lange tijd in ons land de enige in zijn soort; Langeveld ontkende op filosofische en levensbeschouwelijke gronden het bestaan van ontwikkelingsfasen (zelfde plaats, met name paragraaf ‘Niet houdbaar maar invloedrijk langs twee wegen’, p.48-50).
Aan de andere kant zijn er de artikelen 7 (vrijheid van meningsuiting) en 23 (vrijheid van onderwijs) van de Grondwet op grond waarvan een Pabo zijn onderwijs naar eigen inzichten mag inrichten. In het geval van de Pabo’s houden beide artikelen genoemde impasse in stand en zal ook uw motie van 15 maart de Pabo’s die de kleuterfase niet of onvoldoende behandelen, niet tot een andere invulling van hun curriculum kunnen brengen.
Minimale competenties
We hebben te maken met een steeds groter hiaat in kennis en competentie van de leerkrachten (directies, ib-ers, besturen en anderen) die met kleuters werken. Sinds het verdwijnen van de specifieke opleiding voor kleuterleerkrachten, de KLOS, is dit hiaat alleen maar toegenomen.
Pas in het gesprek dat we op 21 april met het Kamerlid mevrouw K. Straus, één van uw leden, hebben gehad, hebben we begrepen welke rol artikel 7 van de Grondwet in die impasse speelt.
Een jaar eerder, op 18 april 2015, hebben de WSK-leden al het document ‘Minimale competenties voor de beginnende kleuterleerkracht’ aangenomen – elk van u ontvangt daarvan een exemplaar. Waar mogelijk brengen de WSK-leden dit document onder de aandacht van Pabodocenten, in de hoop dat dit op termijn wat aan de situatie zal veranderen. We kennen al enkele basisscholen die hun Pabo hebben laten weten in de onderbouw geen stagiaires meer te zullen begeleiden indien dezen niet vóór hun stage voldoende op de hoogte zijn van de kleuterfase en de andere benadering en kennis die dit vraagt dan die van een schoolkind.
Verzoek
We zijn daarom van mening dat het nog heel lang gaat duren voordat Pabostudenten en -afgestudeerden die in de groepen 1/2 gaan werken over voldoende vaardigheden beschikken om kleuters op verantwoorde wijze te begeleiden in hun ontwikkeling en in het scheppen van de juiste voorwaarden voor het latere schoolse leren.
We verzoeken u dan ook om in overweging te nemen om in het hele land op voldoende plaatsen mogelijk te maken dat nascholingscursussen in de opeenvolgende peuterfase, kleuterfase en fase van het jonge schoolkind (samen van ongeveer 3/3,5 jaar tot ongeveer 8 jaar) worden gegeven voor pabostudenten en leerkrachten die nu, met te weinig kennis van zaken, werkzaam zijn in de onderbouw van de basisschool.
Een nascholingscursus in de geest van ‘Minimale competenties voor de beginnende kleuterleerkracht’ kan in 8 lessen van 3 klokuren worden gegeven en zal ongeveer 100 uren studie en praktijkervaring vergen voor het doen van de opdrachten die na elke les gedaan moeten worden. De observatie- en doe-opdrachten zijn volgens ons noodzakelijk omdat we menen dat men zo praktisch mogelijk op het werken met kleuters dient te worden voorbereid.
Wij zijn bereid ons verzoek mondeling en schriftelijk toe te lichten.
Met vriendelijke groeten,
De kerngroep van de WSK
Inderdaad het vak didaktiek was het belangrijkste vak om inzicht te krijgen in alle ontwikkelingen die het jonge kind doorloopt. Er was één leerkracht die ons inwijdde in de verschillende ontwikkelingen. Die natuurlijk elk ook weer onderverdeeld waren in verschillende onderdelen. En uiteraard kregen we informatie over hoe die betreffende ontwikkeling behoorde te verlopen. We moesten in het begin ook hoofdzakelijk observeren om zelf deze gegevens te herkennen om thuis te raken in deze materie. Ik herinner mij nog dat ik bij mijn eerste stagiaire van de Pabo schrok toen ik informeerde naar het vak didaktiek zij antwoordde dat ze dit vak niet had! Ik informeerde van wie ze dan leerde hoe ze met kleuters moest werken.
Daarop antwoordde zij van elke vakleerkracht. Dat deze leerkrachten ook de praktijklessen begeleiden !?Ik was helemaal perplex. Toch moet ik zeggen dat de eerste jaren de stagiairs het nog redelijk goed deden en niet met ‘te kleuterwereldvreemde’ ideeën kwamen. Langzamerhand kwamen er wel stagiairs die sturing nodig hadden omdat hun lessen niet altijd geschikt waren voor kleuters en die van weinig inzicht getuigden. Toen ik zo’n tien jaar geleden van school veranderde schrok ik van de kleuterafdeling op die nieuwe school. De jonge mensen die daar de groepen draaiden en de ook de IB-er hadden totaal geen inzicht in het werken met kleuters. De huishoek was al geen onderdeel meer van de inrichting van de klassen! Het excuus was hier maakten de kleuters alleen maar ruzie. Terwijl wij vroeger leerden dat de toen poppenhoek genoemde heel belangrijk was want hier kon je al observerende een heleboel ontwikkelingen waarnemen en zo nodig begeleiden .We hebben het dan over :taalontwikkeling , sociale ontwikkeling ,rekenen /wiskunde. Dit was ook nog een ervaring waardoor ik mij nog meer zorgen ging maken. Later ontmoette ik een vriendin van vroeger die mij vertelde dat het op haar school in Rotterdam al zeker 15 jaar helemaal mis was wat kennis over het kleuteronderwijs betreft ! Ik denk dat de Pabo, s gebruik moeten gaan maken van oudgedienden die als kleuterjuf gewerkt hebben om weer een plan te maken om het kleuteronderwijs weer opnieuw in te leiden in het leerplan voor het onderdeel kleuteronderwijs. En weet je het zou ook niet toegestaan moeten zijn om leerkrachten die gekozen hebben voor het oudere kind in te zetten voor de kleutergroepen ,Dit gebeurt en dat is een hele slechte zaak.
Op de KLOS werd het vak methodiek gegeven. Pas toen ik klaar was met de opleiding en voor de groep stond, besefte ik mij dat dat vak het meest waardevolle is geweest. Wij noemden het ‘het praatvak’ en leerden daar creatief denken. Dit praten over de praktijk en het samen ontwikkelen van werklessen zou een goede ondersteuning zijn bij het vak pedagogiek/didactiek. Nu vaak voel ik mij die oude methodiek juf van vroeger.
Dus de beoogde nascholingscursus juich ik van harte toe.
Ja, bij het opheffen van de Klos is de ellende begonnen. Ik heb die opleiding met veel plezier gevolgd. Nooit het idee gehad dat we niets leerden. Momenteel weet een leerkracht niets van de ontwikkeling van een peuter/kleuter. Ze doen maar wat. Ontwikkeling van spel is onbekend. Vreselijk alleen de cognitieve ontwikkeling. Samenspel is een goede voorbereiding op een sociaal leven.