Bericht geplaatst op wij-leren.nl
Beste pabostudent,
In april 2012 werd door een kleine groep de Werk- en Steungroep Kleuteronderwijs (WSK) opgericht omdat we ons grote zorgen maakten over de verschoolsing van het kleuteronderwijs en het gebrek aan kennis en aandacht voor het jonge kind bij de meeste pabo’s, waardoor een hele generatie leerkrachten onvoldoende is opgeleid.(1) Wij waren unaniem in ons standpunt: Een kleuter is een kleuter en geen schoolkind. Onderwijs aan kleuters is significant anders dan het onderwijs aan kinderen vanaf groep 3.
Twee punten verwerkelijkt
Inmiddels telt de WSK meer dan 3050 leden, hebben we meer dan 11.000 volgers op Twitter en Facebook en staan er drie van onze wensen (2) vermeld in het regeerakkoord, waarvan er inmiddels twee verwerkelijkt zijn. (3)
- In 2020 zou het zittenblijfpercentage namelijk maximaal 1,5% per school mogen zijn, maar sedert 18 juni 2018 vallen de groepen 1 en 2 daar gelukkig buiten. Een kind dat nog niet schoolrijp is hoeft (om dat percentage te halen) niet geforceerd door naar groep 3, maar mag zich weer in zijn eigen tempo ontwikkelen tot het toe is aan de overstap naar groep 3. (4)
- Vóór november 2013 waren tests zoals Cito-toetsen verplicht voor de groepen 1 en 2; in november 2013 heeft de Tweede Kamer al besloten dat ze facultatief werden, maar op 6 juli 2018 heeft de regering alle tests die een kleuter als schoolkind benaderen, in de groepen 1 en 2 verboden. (5)
Met deze twee punten zul jij na je afstuderen ook te maken krijgen, zelfs wanneer je niet in een kleutergroep lesgeeft.
Met het derde punt in het regeerakkoord heb je nú al te maken want dat gaat over de pabo’s.
De pabo’s en de psychologische ontwikkeling van het kind
De actieve psychologische en neurologische ontwikkeling van het jonge kind is intrinsiek en vindt dus plaats van binnenuit. Wetenschappelijk onderzoek levert daarvan het bewijs en kleuterleerkrachten ervaren dit dan ook dagelijks.
Onderwijs dat aansluit bij deze neurologische en psychologische ontwikkeling vraagt van de leerkracht kennis van deze ontwikkeling, zorgvuldige observatie en weten welke middelen je wanneer en hoe kunt inzetten. Kennis en vaardigheden die na het vormen van de basisschool in 1985 en het sluiten van de specifieke opleiding voor kleuterleerkrachten langzaam zijn verminderd en soms zelfs helemaal zijn verdwenen, ook uit het lesaanbod op de pabo’s.
Een van de grootste knelpunten van de huidige opleiding is, dat de meeste pabo’s de kleuter geen aparte plaats geven, waardoor:
- De kleuter in didactisch opzicht hetzelfde krijgt aangeboden als het jonge schoolkind, maar dan met een vereenvoudigde inhoud (6) Daar zit een ontkenning of het negeren van de psychologische ontwikkeling van het kind achter. Men spreekt wel van ontwikkeling, maar daarmee bedoelt men helaas niet een actieve psychologische ontwikkeling van binnenuit, die je als leerkracht op school zou dienen te begeleiden, maar een betrekkelijk passief ontwikkeld worden van buitenaf, waarbij voordoen/imiteren, voorzeggen/nazeggen en instructie/herhalen belangrijke interventies zouden zijn.
- De onderwijsdoelstellingen en -eisen voor kleuters van bovenaf steeds zwaarder zijn gaan wegen.
- Met datgene wat leerlingen in groep 8 moeten weten, alvast begonnen moet worden in de eerste groepen van de basisschool, waardoor kinderen van vier jaar al te maken krijgen met letters en cijfers en allerlei andere verplichte lesjes, waar ze qua ontwikkeling nog niet aan toe zijn, maar die hen wél worden opgedrongen.
- Aankomende kleuterleerkrachten in praktisch opzicht door hun stagebegeleiders, die leerkracht zijn van groep 1-2, worden opgeleid en niet, zoals het geval zou moeten zijn, door hun pabodocenten.
De WSK wil dat die neurologische en psychologische ontwikkeling van binnenuit weer aan alle pabo’s wordt onderwezen en dat alle studenten er ook in de praktijk, tijdens stages en door het zelf uitvoeren van opdrachten en proeven, grondig kennis mee maken. De WSK heeft daar in april 2015 een document over aangenomen: ‘Minimale competenties voor de beginnende kleuterleerkracht’ waarin wordt beschreven over welke minimale kennis en vaardigheden een stagiaire of leerkracht die met kleuters werkt, zou moeten beschikken.(7)